Interview voor Knack, .

Lekker drijven in de Dode Zee dreigt moeilijk te worden. Omdat er steeds minder Dode Zee is, om te beginnen. En omdat men er water van de Rode Zee naartoe wil leiden. Dat moet het zoutmeer van de ondergang redden, en vrede brengen in het Midden-Oosten. Maar tegen welke prijs?

Iemand heeft de stop uit de Dode Zee getrokken. Het waterpeil van het laagst gelegen en zoutste meer ter wereld zakt met maar liefst een meter per jaar. Experts verwachten dat er tegen 2050 maar een fractie van overblijft. Dat is een ramp voor de bevolking, en zal het conflict in het Midden-Oosten nog uitzichtlozer maken.

Het zoutmeer krimpt omdat de enige waterbevoorrading ervan, de Jordaan, nog maar een vuil beekje is. Vroeger voerde de Jordaan 1,3 miljard kubieke meter water per jaar aan naar de Dode Zee. Maar door landbouwirrigatie en de delfstoffenindustrie, die grote hoeveelheden water verbruiken, is dat nu nog nauwelijks 100 miljoen kubieke meter. Dat is niet genoeg om de verdamping van het water uit de Dode Zee te compenseren, en dus droogt het meer uit.

In een van de droogste gebieden ter wereld dreigt water nog schaarser te worden dan het al is. Ook de toeristische sector in Israël lijdt eronder. Hotels die veertig jaar geleden nog aan de waterkant lagen, liggen er nu op een kilometer vandaan. En ze dreigen ook nog eens in te storten: het zoute water in de bodem trekt zich terug en wordt vervangen door het omringende zoete grondwater. De zoutlagen waar de hotels en de wegen op gebouwd zijn, lossen zo in sneltempo op, met grondverzakkingen tot gevolg.

De oplossing moet komen van een megaproject. Er wordt gedacht aan een kanaal of een tunnel tussen de Rode en de Dode Zee - een idee dat al sinds de negentiende eeuw bestaat. Op 9 mei 2005 tekenden Jordanië, Israël en de Palestijnse Autoriteit een akkoord dat groen licht gaf voor een haalbaarheidsstudie.

Het project krijgt de steun van de Wereldbank en zal van ongeziene omvang zijn. Een afstand van 200 tot 270 kilometer zal overbrugd moeten worden. Jaarlijks zal er tot 2 miljard kubieke meter water van de Rode Zee worden afgetapt. Alle voorbereidende studies, die twee jaar in beslag nemen, kosten meer dan 12 miljoen euro. De haalbaarheidsstudie wordt onder andere door het Belgische Technum-Tractebel Engineering uitgevoerd, een dochteronderneming van de Franse energiereus GDF Suez, die het contract voor de realisatie van het project binnenhaalde. Het bouwproject zelf kan tot 15 miljard euro kosten. Frankrijk, de Verenigde Staten, Nederland, Griekenland en Japan zijn de belangrijkste geldschieters. Recent zijn daar nog Italië en Zuid-Korea bijgekomen.

Elke cent is welkom, want de ingenieurs staan voor een enorme uitdaging. De geplande ontziltingsfabriek zou bijvoorbeeld de grootste ter wereld worden. Om zeewater drinkbaar te maken, moet het water onder hoge druk door een membraan stromen dat het zout filtert, een proces dat 'omgekeerde osmose' heet. 'Dat kost veel energie', zegt Vlaming Jacques Schittekat, ingenieur-geoloog van Technum-Tractebel Engineering. 'Eerst dacht men elektriciteit te kunnen produceren voor de lokale bevolking. Het natuurlijke verval van de Rode naar de Dode Zee kan namelijk gebruikt worden om waterkrachtelektriciteit op te wekken. Maar al die groene energie is nodig om het ontziltingsproces aan de gang te houden. Het is zelfs goed mogelijk dat er nog extra energie uit fossiele brandstoffen opgewekt moet worden.'

De helft van het aangevoerde water zal ontzilt worden. Het zoutgehalte van de andere helft verdubbelt en wordt in de Dode Zee geloosd. Toch zal het waterpeil van de Dode Zee volgens Schittekat daardoor niet stijgen. 'Alleen een verdere daling van het waterpeil kunnen we tegenhouden. Bovendien voegen we minder zout water toe aan de Dode Zee, wat de verdamping nog eens versnelt.'

Hoewel het zoutgehalte van het overblijvende water dus verdubbelt, zal het nog altijd niet zo zout zijn als dat van de Dode Zee. Drijven zal voor zwemmers mogelijk niet meer zonder moeite gebeuren. De toeristische sector is op zijn hoede, want hij meer zou wel eens zijn grootste troef kunnen kwijtspelen.

Ook voor de delfstoffenindustrie zou het verdwijnen van de Dode Zee een ramp betekenen. Tegelijk is ze beducht voor de oplossingen die nu op tafel liggen. Door het dalende waterpeil van de Dode Zee moet zij het mineraalrijke water waaruit kalium wordt gewonnen steeds verder gaan zoeken. Ook vreest de Jordaanse Arab Potash Company dat de watersamenstelling van de Dode Zee zozeer zal veranderen dat de afzetting van de mineralen verstoord zal worden. Een terechte zorg, volgens Schittekat. 'Het bedrijf wil daarom niet dat de uitlaat van het Rode Zeewater dicht bij hen ligt. Als de uitlaat 50 kilometer verderop ligt dan eerst gepland, dan zullen de gevolgen voor het bedrijf miniem of zelfs onbestaande zijn. Het grote nadeel is wel dat dit de kostprijs weer opdrijft.'

Maar voor de Wereldbank is de kostprijs zelden een reden om een project te staken. Zeker niet als het zegt de ambitie te hebben om vrede in het Midden-Oosten te brengen. Het conflict tussen Israël en de Palestijnen draait onder meer rond water. De frustratie bij de Palestijnen van de Westelijke Jordaanoever is groot, omdat ze geen gebruik mogen maken van de Jordaan en de Dode Zee. Ook het grondwater mogen ze maar gedeeltelijk gebruiken.

De huidige situatie werd gecreëerd door een interim-akkoord uit 1995 tussen Is-raël en de Palestijnse Autoriteit. 'Eigenlijk hebben de Palestijnen toen een blanco cheque getekend. Of, beter: een cheque waarvan ze niet wisten of hij wel genoeg gedekt was', zegt Stefan Deconinck, die verbonden is aan het Studiecentrum voor Veiligheid en Defensie in Brussel en onderzoek doet naar de problematiek van 'water, ideologie en veiligheidspercepties in Israël'. 'De Palestijnen hadden toen geen idee hoeveel grondwater er onder de Westelijke Jordaanoever zat, omdat ze het niet konden meten. Ze waren dus afhankelijk van Israëlische cijfers. Er is toen een voorlopige verdeling afgesproken, waarin ze maar een klein deel van het water toegewezen kregen. Achteraf bleek dat er veel meer grondwater was dan becijferd in het interim-akkoord', aldus Deconinck. Die 'voorlopige' situatie geldt tot op vandaag. Ondertussen is de bevolking er aangegroeid en de behoefte naar water alleen maar gestegen.

Omdat een herverdeling van het water voor Israël onbespreekbaar is, zal er dus meer water worden aangevoerd. Merkwaardig genoeg vanuit de Rode Zee, en niet vanuit de dichterbij gelegen Middellandse Zee. Dat laatste, goedkopere alternatief geniet nog altijd de voorkeur van Israël, want het land zou er dan de volledige controle op kunnen uitoefenen. Er is maar één probleem vanuit Israëlisch perspectief: ze zouden de Palestijnen erbij moeten betrekken.

Nochtans zijn de Palestijnen in het Rode Zee-Dode Zeeproject ook een betrokken partij, naast Israël en Jordanië. Ze hebben er hard voor moeten aandringen en uiteindelijk heeft de Wereldbank Israël over de streep getrokken. Een heikel punt, want als de Palestijnen als een volwaardige partner beschouwd worden, impliceert dit dat Israël de Palestijnse staat of toch Palestijnse rechten erkent. Daarom is het twijfelachtig of de Palestijnse Autoriteit wel als een evenwaardige gesprekspartner aan tafel zit. 'Alle water van om het even welk project is natuurlijk welkom voor de Palestijnen', zegt Stefan Deconinck. 'Anderzijds is het goed mogelijk dat die extra hoeveelheid water afgetrokken wordt van de hoeveelheid die ze nu krijgen van Israël. Dan hebben de Palestijnen er natuurlijk niets aan.'

Volgens Deconinck is het vooral een Jordaans project: 'Het kanaal of de tunnel zal waarschijnlijk over Jordaans grondgebied lopen, en dat heeft voor hen veel voordelen. Het zal werkgelegenheid creëren, en ook het drinkwater is voornamelijk voor hen bestemd.' Israël, daarentegen, is niet echt vragende partij voor het project. 'Ze willen nu wel meedoen, omdat de Wereldbank het financiert. Tja, als iemand anders het betaalt, waarom niet natuurlijk. Maar als ze echt water willen, kunnen ze beter zelf ontziltingsinstallaties bouwen. Nee, het is Israël vooral om het vrijwaren van de toeristische sector te doen.'

Voor Israël is het megaproject geen prioriteit, en zuiniger omgaan met water evenmin. 'In het Midden-Oosten ligt besparen op water zeer moeilijk, net vanwege het politieke aspect ervan', zegt Deconinck. 'Als er in Israël gepraat wordt over zuiniger omspringen met water, ontspringt de landbouwsector steevast de dans.' Dat heeft volgens hem vooral te maken met het zionistische ideaal: 'Is-raël wil een thuishaven zijn voor alle Joden in de wereld, en wil dus aantrekkelijk zijn. Als het er stoffig en vuil is, dan komen de Joden natuurlijk niet.'

Ook in Jordanië is water gelijk aan macht en wordt er zelden op bespaard. Het regime koopt er namelijk de steun mee af van de conservatieve plattelandsbevolking. Maar de voorbije jaren was de droogte er zo erg dat waterintensieve teelten dit jaar verboden zijn. De droogte zorgt voor spanningen, en er gaan stemmen op om meer water van Israël te eisen en zelfs om al vroeger met het Rode Zee-Dode Zeeproject te beginnen, nog voor de resultaten van de haalbaarheids- en impactstudie bekend zijn.

Voor Jordanië kan het dus niet snel genoeg gaan, en staat er één ding vast: het 'vredeskanaal' of de 'vredestunnel' moet en zal er komen. 'Waarom wordt het project zo genoemd?' vraagt Deconinck zich af. 'Omdat dat mooi klinkt en het zo goed verkocht kan worden aan de mensen. Zowel aan de plaatselijke bevolking als aan eventuele geldschieters.' Maar de hamvraag is of het project werkelijk kan bijdragen tot vrede in de regio. 'Ik denk dat je het moet omkeren', zegt Deconinck. 'Dit project is enkel mogelijk omdat er al vrede ís. Israël en Jordanië hebben namelijk al een vredesakkoord. Het bestaande conflict met de Palestijnen zal zeker niet opgelost worden met dit project. Die politieke wil is er ook niet. Het is misschien raar om te zeggen, maar dit conflict is voordelig voor Israël. Want wat valt er voor de Israëli's te winnen met vrede? Ze zullen water en grond moeten afgeven en zullen nederzettingen moeten verlaten. Als ze dat doen, krijgen ze er nog eens interne politieke problemen bovenop. Door het conflict krijgen ze veel buitenlandse steun, en ondertussen kunnen ze een aantal binnenlandse sociale problemen negeren.'

Ondertussen groeit de tegenstand tegen het megaproject, zowel van milieuverenigingen als van delen van de plaatselijke bevolking. Een beetje zoals bij de Oosterweelverbinding in Antwerpen, ook een project waaraan Technum-Tractebel Engineering verbonden is. Jacques Schittekat zucht: 'Grote infrastructuurprojecten gaan vaak gepaard met protest en dat is hier niet anders.'